ZELFKENNIS - zaterdag 12 september 2015 |
Veel kan ik niet toevoegen aan de vele en wijze woorden die
al geschreven zijn over de dood van Zwagerman, en op de talloze vragen die er
gesteld zijn heb ik ook geen antwoord. De meeste vragen herkende ik wel,
omdat ik ze mezelf al te dikwijls heb gesteld: bestaat er een echt vrije wil,
of is de wil altijd gestuurd door erfelijkheid en opvoeding? Maakt emotie
consequentie tussen woord en daad onmogelijk? Is de dood een bevrijding of een
straf?
De waaroms rond zelfdoding zijn tragisch. Niet alleen omdat
er nooit een antwoord zal komen, maar ook omdat wie achterblijft het zichzelf
verwijt dat hij de antwoorden niet kent. Welke signalen waren er, en waarom
werden die niet gezien? Wat ging er in die mens om in de laatste minuten, uren,
weken voor zijn dood? Waarom hebben we niet wat meer ons best gedaan om die
mens, waarmee we jarenlang bevriend waren, die familie van ons was, of onze
geliefde, beter te leren kennen? Welke woorden hadden we moeten spreken, welke
daden hadden we moeten stellen, om dit te voorkomen?
Zelfverwijt dat even onvermijdelijk als onnodig is. We zijn
immers niet in staat een ander te kennen. Al wat we waarnemen met onze povere
zintuigen, verwerken we met onze beperkte hersenen, halen we nog eens door de
filter van onze eigen persoonlijkheid en bouwen zo een beeld op van de ander. Geen
twee mensen ter wereld zien mij als dezelfde persoon, geen twee mensen vellen
hetzelfde oordeel over me. Het is een fundamenteel deel van ons mens-zijn dat
we niemand echt kunnen kennen, dat de ander altijd een mysterie is en zal
blijven. Logica en maatstaven helpen ons om te gaan met de materie, maar blijven
in gebreke als het om mensen gaat.
De enige die we kunnen kennen, waarvoor we geen zintuigen
nodig hebben, is onszelf. Wij kunnen weten wie we écht zijn. Niet dat het
gemakkelijk is, we liegen en bedriegen onszelf gemakkelijk, het vraagt
onthechting en het is een levenswerk – te dikwijls worden we verrast door onze
eigen handel en wandel – maar het kan. ‘Hoe heb ik dat kunnen doen?’ vraag ik
me soms in wanhoop af; maar ik heb het wel gedaan, deze ‘ik’ en geen andere.
Het is een leren met vallen en opstaan, en het is belangrijk, want alleen zelfkennis
helpt ons een tipje van de sluier rond de ‘ander’ op te lichten.
Wie ik wel door en door ken zijn de
personages in mijn boeken. Ik kijk tot in het diepste van hun ziel. Uiteraard
zijn het afsplitsingen van mijn eigen ‘ik’ en een uitwerking van de beelden die
ik heb van anderen. Het probleem is dat ze maar levensecht worden in de mate ik
hen weer onkenbaar maak voor de lezer, even onkenbaar als de levende mensen
rondom. Ik moet meer verbergen dan ik toon, en dat is moeilijk, want je zou het
willen uitleggen, je zou willen aantonen waar het vandaan komt, dat woord, die
handeling. Ik vind het een van de moeilijkste dingen bij het tot leven brengen
van personages. Bij grote schrijvers kun je leren hoe het moet.